De zender kan een grote verscheidenheid aan fouten detecteren, waaronder een ingangswaarde buiten het aanvaardbare ingangsbereik, een externe sensorfout en een hardwarefout. Wanneer de zender in de foutmodus staat, wordt op de derde regel van het display/programmeerapparaat aan de voorzijde een foutcode weergegeven.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de lijn 3 foutcodes en hun oorzaken.
Foutcodes lijn 3 | Oorzaak |
IN.LO | Ingangswaarde onder aanvaardbaar ingangswaardebereik. |
IN.IH | Ingangswaarde boven aanvaardbaar waardebereik. |
SE.BR of SE.SH | Fout bij externe sensor gedetecteerd. |
HW.ER | Permanente fout in analoog-digitaalomzetter. |
J.ER | Interne koudebrugcompensatiesensor defect. |
RA.ER | Fout in RAM. |
FL.ER | Fout in FLASH. |
AO.ER | Fout op analoge uitgang. |
TY.ER | Programma in zender en display/programmeerapparaat op voorpaneel zijn niet hetzelfde. |
CO.ER | Connectiefout. |
Het is belangrijk op te merken dat de zender een externe sensorfout NIET detecteert als de zender een ingangssignaal ontvangt of een uitgangssignaal in spanning produceert. Als detectie van een externe sensorfout nodig is bij gebruik van een ICP® versnellingsopnemer, raadt IMI Sensors aan de versnellingsopnemer aan te sluiten op een model 682C03 om het signaal om te zetten van spanning naar stroom en vervolgens het stroomsignaal naar een model 682A06 te sturen in plaats van de versnellingsopnemer rechtstreeks op een model 682A16 aan te sluiten.